Promotie Surya Harefa

Datum
16 december 2020

Promotie Surya Harefa.

Onderwerp: A Free Church in A Free State. The Possibilities of Abraham Kuyper’s Ecclesiology for Japanese Evangelical Christians.

Datum: 16 december 11:30 uur Nieuwe Kerk. Alleen online te volgen via het Youtube kanaal ‘NGK Kampen’

Samenvatting van zijn onderzoek:

Japanse christenen van vandaag vinden het moeilijk om als christen deel te nemen aan de politiek. De Japanse grondwet garandeert vrijheid van godsdienst en in de loop van de tijd hebben christenen ook een significante invloed op de Japanse samenleving kunnen uitoefenen, ook op het terrein van de politiek. Sommige minister-presidenten waren christen, maar het lijkt erop dat zij hun geloof als een privézaak beschouwen, terwijl zij in hun politieke engagement hun Japanse identiteit voorop stellen. Zo verdedigde de protestantse premier Ōhira Masayoshi zijn deelname aan traditionele religieuze rituelen als zijn Japanse burgerplicht. Veel Japanse christenen, met name uit evangelische kringen, mijden alle politieke betrokkenheid. Het lijkt er op dat de problemen rond het nemen van politieke verantwoordelijkheid gerelateerd zijn aan of zelfs voortkomen uit onduidelijke ecclesiologische concepten.

Zelf ben ik een evangelische christen die in Japan werkt, maar ben oorspronkelijk afkomstig uit Indonesië. Ik ben beïnvloed door het neocalvinisme en het is mijn overtuiging, dat het neocalvinisme een antwoord kan geven op de ecclesiologische problemen waarmee Japanse evangelische christenen worstelen. Volgens het Neo-Calvinisme zouden Christenen niet alleen actief moeten zijn in het kerkelijk leven, maar ook moeten deelnemen aan alle aspecten van het leven, inclusief de politiek. Abraham Kuyper was een Nederlandse neocalvinist die zich bezighield met zowel de kerk als de politiek en bij hem zoek ik in mijn onderzoek aansluiting. De hoofdvraag van mijn onderzoek is: Hoe zou Kuypers concept van de kerk Japanse christenen kunnen toerusten in hun politieke betrokkenheid als christenen? Om deze vraag te beantwoorden, onderzoek ik (1) de context van de politieke betrokkenheid van Japanse christenen, en (2) het concept van de ecclesiologie van Kuyper in haar context.

Deze dissertatie werkt vanuit de optiek van de interculturele theologie en gaat er van uit dat christenen uit verschillende culturen en tijdperken van elkaars theologische bijdragen kunnen leren, mits de verschillen tussen de contexten ook in rekening worden gebracht. Dit onderzoek heeft een tweevoudig doel. Het eerste doel is om het complexe ecclesiologische probleem van Japanse evangelische christenen in relatie tot hun politieke betrokkenheid te begrijpen. Het tweede doel is, om Kuypers visie op de rol van de kerk met betrekking tot de politieke betrokkenheid van christenen nader te onderzoeken. Ik hoop van harte dat deze studie mag bijdragen aan de ontwikkeling van het onderzoek naar de ecclesiologie van Kuyper en ook de eerste impulsen mag geven aan het toerusten van Japanse christenen voor hun politieke betrokkenheid als christenen.

In hoofdstuk twee onderzoek ik drie politieke kwesties in het hedendaagse Japan. Het eerste probleem is gerelateerd aan het Yasukuni-heiligdom. Terwijl conservatieve krachten onophoudelijk proberen om de status van dit heiligdom als speciale niet-religieuze plaats te herstellen, willen liberalen juist de scheiding van de staat en dit heiligdom in stand houden. De tweede kwestie heeft betrekking op de politieke beweging die de huidige grondwet wil aanpassen. Ondanks heftige tegenstand van liberale krachten, stellen de conservatieven voor om meer militaire macht aan zelfverdedigingstroepen te geven en de vrijheid van burgers te beperken. Bij de derde kwestie zien we dat terwijl de overheid aanzienlijke maatregelen voor rampbestrijding had genomen, haar aanpak van het kerncentrale-ongeluk in Fukushima controversieel was. Hoewel dit drie afzonderlijke kwesties zijn, zijn ze op een dieper niveau verbonden door het probleem van het nationalisme. Mede dankzij de protestbewegingen van evangelische christenen, kon een verdere uitbreiding van het rechts- conservatisme voorkomen worden. Echter, omdat deze protestbewegingen alleen een strikte scheiding van staat en religie nastreven, blijft het moeilijk om voor deze slepende kwesties bevredigende oplossingen te vinden.

Hoofdstuk drie geeft een overzicht van enkele essentiële ontwikkelingen in de vroegmoderne, keizerlijke, en naoorlogse periode in Japan. Hiermee willen we inzicht verschaffen in de historische contexten, die geleid hebben tot de huidige politieke houding van de meeste evangelische christenen in Japan. Door te focussen op de aard van de relatie tussen religie en staat in deze periodes, komen verschillende karakteristieke eigenschappen van Japanse christenen aan het licht, namelijk: loyaliteit aan bestaande autoriteitsstructuren, dualisme tussen privé leven en het publieke domein en een extreme binding aan de eigen kerkelijke denominatie. Tegelijk laat dit overzicht ook de complexiteit van de relatie tussen staat en religie in Japan zien. De Japanse overheid probeerde steeds om religie voor haar eigen doeleinden te gebruiken. Dit gold voor het Boeddhisme in de vroegmoderne periode, maar ook voor de keizerlijke periode toen de zogenoemde Staat-Shinto gecreëerd werd. In de naoorlogse periode was dit minder zichtbaar door de invoering van het democratische systeem en door het pacifisme dat in de Grondwet van 1947 werd voorgeschreven. Op een dieper niveau bleef de macht van de heersers onaangetast en gebruiken zij nog steeds dezelfde top-down-autoriteit als vroeger, zij het meer subtiel.

Terwijl hoofdstukken twee en drie de reacties van Japanse christenen in hun context bespreken, gaan de hoofdstukken vier en vijf over Kuypers ecclesiologie, geplaatst in zijn context. Kuyper gebruikt in zijn publicaties verschillende ecclesiologische beginselen. Hoofdstuk vier biedt een systemische verwerking hiervan vanuit vier invalshoeken. Als eerste, door onderscheid te maken tussen de kerk als organisme en instituut, suggereert Kuyper dat het instituut van de kerk zich zou moeten concentreren op prediking, het bedienen van de sacramenten, tucht, en diaconaat. Echter, de kerk als organisme kan en moet christelijke organisaties voor alle terreinen van het leven opzetten. Ten tweede, benadrukt Kuyper de noodzaak voor de kerk als instituut om een vergadering van wedergeboren en belijdende individuen te zijn, die samen een gemeenschap vormen die leeft in onderwerping aan Christus als koning. Ten derde kan volgens Kuyper de kerk slechts werkelijk bloeien als zij vrij is van kerkelijke hiërarchie en van de staat. Tenslotte ontwikkelde Kuyper het concept van ‘eenheid in verscheidenheid’, niet alleen voor de onderlinge relatie tussen plaatselijke kerken, maar ook als model voor de politieke betrokkenheid van christenen.

De genoemde vier ecclesiologische principes zijn evenzovele suggesties om antwoord te geven op de uitdagingen van de specifieke Nederlandse context van Kuyper. Hoofdstuk vijf onderzoekt die context door te focussen op enkele cruciale problemen waarmee Kuyper zich confronteerde: het nieuwe systeem van verkiezing van ambtsdragers in de kerk, de Schoolstrijd en de Doleantie. Deze kwesties laten verschillende onderling verbonden contexten van Kuypers ecclesiologie zien, zoals de complexe relatie tussen kerk en staat en de groeiende macht van het modernisme in theologie en politiek, die orthodoxe opvattingen in kerk en samenleving marginaliseerde. De effectiviteit van Kuypers ecclesiologie is uiteraard ook weer afhankelijk van die contexten en de implementatie kostte veel tijd en moeite. Opmerkelijk is, dat Kuyper in het zoeken naar oplossingen niet alleen maar bepaalde opties aanvaardde of afwees, maar steeds probeerde om bepaalde positieve elementen te behouden en negatieve elementen te elimineren, en zo een derde weg wees. Op deze manier wist hij veel kritiek van zijn tegenstanders te pareren.

In hoofdstuk zes toon ik aan, dat de combinatie van het organisme-instituut-model, de kerk van gelovigen, de vrije kerk, en de pluriformiteit van de kerk kan dienen als een antwoord op vragen van de evangelische christenen in Japan over hun christelijke politieke betrokkenheid. Ze kunnen politiek actief zijn via christelijke organisaties zonder de taak van de kerk als instituut te verwaarlozen. Ze kunnen aan hun geloofsovertuigingen vasthouden, en tegelijk ook federatief samenwerken met christenen van andere denominaties. Op deze manier kunnen ze niet alleen hun protestbeweging voortzetten, maar ook hun sociaal-politieke engagement verbreden.

Hoewel de actuele sociaal-politieke problemen in Japan verschillen van die van Kuypers tijd en context, is de kern van de problemen vergelijkbaar, namelijk de complexe relatie tussen religie en staat. Kuypers ecclesiologische voorstellen kunnen daarom een doorbraak betekenen voor de vastgelopen sociaal-politieke vragen waarmee Japan vandaag worstelt, net zoals dat destijds in Nederland het geval was. Op zijn minst kunnen Kuypers ecclesiologie en de daarmee samenhangende concepten, een nieuwe richting geven aan de politieke betrokkenheid van evangelische christenen in Japan: van een strikte scheiding naar een duidelijke onderscheiding van religie en staat. Evangelische christenen in Japan kunnen zich dankzij deze ideeën ook vrij voelen om actief deel te nemen aan wetenschap, onderwijs en kunst. Het implementeren van Kuypers ecclesiologie en de daarmee samenhangende principes zal niet alleen de onafhankelijkheid van de Japanse kerken bevorderen, maar ook dienstbaar zijn aan de Japanse samenleving als geheel. Grotere betrokkenheid van alle burgers op de verschillende levensterreinen zal tirannie van de staat voorkomen en de transformatie naar een bottom-up cultuur bevorderen.

Goedendag, waar ben je naar op zoek?